Bijna alle insecten beginnen hun leven als een ei. Uit dit ei kan een kleine versie van het volwassen insect komen, maar meestal gaat de ontwikkeling gepaard met een duidelijke verandering in uiterlijk en vorm, bekend als metamorfose. In dit eerste deel gaan we in op de onvolledige metamorfose van insecten.
Alleen bij primitieve, ongevleugelde insecten zoals rotsspringers en zilvervisjes is er nauwelijks sprake van metamorfose. Deze insecten worden dan ook ametabool genoemd, wat betekent dat ze zich ontwikkelen zonder een grote verandering in hun uiterlijk. De jonge insecten die uit het ei komen, lijken sterk op miniatuurversies van de volwassen dieren. Het enige dat nog moet ontwikkelen, zijn de inwendige en uitwendige geslachtsdelen.
Een uitzondering hierop vormt een zeer oude insectengroep, de haften. Bij deze insecten vindt er nog een extra vervelling plaats voordat ze volledig volwassen zijn. Primitieve ongevleugelde insecten ondergaan een onvolledige metamorfose. Dit betekent dat de insecten in hun larvale stadia al lijken op de volwassen dieren, maar ze missen nog vleugels en geslachtsdelen. Ze doorlopen verschillende stadia, zogenaamde nimfenstadia, voordat ze volwassen worden. Bij deze groep ontbreekt een echt popstadium, zoals dat wel voorkomt bij insecten die een volledige metamorfose ondergaan (bijvoorbeeld vlinders). Hoewel nimfen vaak verschillen in kleur en tekening van de volwassen dieren, leven ze in hetzelfde gebied en eten ze vaak hetzelfde voedsel. Voorbeelden van insecten met een onvolledige metamorfose zijn sprinkhanen, krekels, kakkerlakken, bidsprinkhanen, wantsen en tripsen.
Er zijn ook verschillen in de manier waarop deze groepen insecten ademen. Nimfen van sommige soorten ademen door middel van tracheekieuwen, waarmee ze zuurstof uit het water halen. Volwassen insecten ademen echter via openingen in hun lichaam (stigmata) en nemen zuurstof op uit de lucht, net als andere landinsecten. Bij veel insecten met een onvolledige metamorfose is de ontwikkeling van de vleugels goed zichtbaar van buitenaf. Na elke vervelling worden de zich ontwikkelende vleugels steeds duidelijker zichtbaar, totdat ze bij de laatste vervelling als twee paar slappe zakjes aan het lichaam van het volwassen insect hangen. Het insect zoekt dan een veilige plek om de vleugels met lichaamsvloeistof (hemolymfe) op te pompen en ze daarna uit te harden. Dit proces is vaak in de vroege ochtend goed te observeren, bijvoorbeeld bij libellenlarven die langs plantenstengels bij het water omhoog kruipen.
In het volgende deel bespreken we de volledige metamorfose bij insecten.